zwaar geschut
.
Tegen 1914 beschikten de meeste Europese landen over een groot aantal kanonnen met steeds grotere kalibers en vernietigingskracht.Die waren nodig om de forten te verwoesten waarmee alle grote machten hun grensgebieden tegen invallen beschermden.Diezelfde zware artillerie was even effectief in de vreemde omstandigheden van het Westelijke front,waar de loopgraven hun eigen aparte methode van oorlogvoering oplegden.
De 'Grote Oorlog' was het hoogte punt van de zware artillerie.In de statische oorlog die het Westelijke front kenmerkte,konden de zware kanonnen en houwitsers nauwkeurig geplaatst worden omdat er weinig beweging in de stellingen was,en de aanvoer van zware projectielen was gegarandeerd zolang de vereiste logistieke machine functioneerde.ze hadden geen gebrek aan doelwitten,aangezien beide zijden zich ingroeven om de storm die dagelijks losbarstte te overleven.De enige manier om zulke ingegraven stellingen te penetreren,was met zware granaten,en die zware granaten konden alleen door zware artillerie afgevuurd worden. De houwitser was de meest effectieve vorm van zware artillerie: door zijn hoge elevatie kwamen de granaten bijna vertikaal omlaag.Alleen houwitsers konden de vijandelijke loopgraven bestoken,en alleen de zware houwitsers hadden enig effect.Het geschut varieerde in grootte van de Britse 152-mm houwitser,via 203-mm en 234-mm tot de gigantische Duitse 42-cm M-Gerät,ook wel 'Dikke Bertha' genaamd. Cédric & Aimé |